Zijn dieren mijn naasten?

Veel mensen gebruiken dieren. Niet alleen voor voedsel en kleding, maar ook voor hulp bij het werk. Vroeger spande men een paard voor de wagen, andere dieren hielpen bij het ploegen van het land. Dieren kunnen helpen bezit te bewaken of vermiste personen te vinden. Dieren geven vriendschap aan mensen tijdens ziekte, ouderdom of eenzaamheid.

We hebben er allemaal bijnamen voor: lastdier, waakhond, reddingshond, gezelschapsdier. Of – slachtvee. 

In Bijbelse tijd waren dieren morele partners. Bij bepaalde zonden, zorgde het offeren van je dier ervoor dat jouw zonden hersteld werden.

Wie wel eens voor een dier heeft mogen zorgen, weet dat er een ziel in elk dier huist. De hond die bij je komt als je verdrietig bent, de poes die begint te spinnen omdat ze net zo van je aandacht geniet als jij van het hare. De koe die vol vertrouwen en nieuwsgierig komt kijken wat je komt doen. Of het paard die haar hoofd even tegen het jouwe legt. Of wat denk je van de vogels in de bomen?

Door dieren komt de natuur tot leven. In bossen en steden kun je vogels horen zingen. Het zou eenzaam zijn zonder dieren. 

Predikant Premysl Pitter (1895-1976), een pacifist die geen vlees at, zei eens:

Ik geloof dat niemand de titel naaste zozeer verdient als (niet menselijke) dieren. Zij verdienen die titel voor al hun diensten en de echte goedheid die ze aan de mensen geven.

Als christenen zijn we eraan gewend geraakt om Jezus’ oproep om onze naasten lief te hebben alleen toe te passen op onze menselijke naasten. We trekken ons verschrikt terug voor de gedachte dat we andere dieren ook als onze naasten zouden moeten beschouwen.  Dieren? Onze naasten?

Ja, dieren zijn onze naasten. 

De meeste van ons vinden elke nieuwe dag vanzelfsprekend. De zon gaat onder en komt weer op. Elke maaltijd hebben we te eten. Maar is het echt zo vanzelfsprekend? En is dat wat we eten en gebruiken goed? 

God heeft ons allemaal geschapen. Dieren, mensen, tot het meest kleine aan toe. God gaf ons plantaardig voedsel te eten (Gen. 1:29-31) en stelde ons aan tot rentmeesters over Zijn schepping. Vol vertrouwen. Zoals de koe die nieuwsgierig naar je toe komt. Of het varken, dat zo graag wil genieten van de zon op haar huid en een modderbad.

Wees eens eerlijk, hoe gaan we om met het vertrouwen van God? Beschouwen we dieren als onze naasten? Of maken we misbruik van niet alleen het vertrouwen van de dieren, maar ook van het vertrouwen van God?