Christen zijn met de schepping

‘De Heere is voor allen goed, Zijn barmhartigheid rust op al Zijn werken,’ (Ps. 145:9). Dit vers is de toetssteen voor onze houding tegenover dieren. Ook al spreekt het vers over God, niet over mensen, wij mensen zijn gemaakt in Zijn evenbeeld.
En proberen we niet in alles op Hem te lijken?

Barmhartigheid tegenover al Zijn werken geldt niet alleen voor God, het geldt misschien nog wel meer voor ons. Goedheid is een deugd. Een deugd die niet alleen gelimiteerd is tot God naar mens of tot mensen onder elkaar.

We geloven als christenen in de eenheid van God. We geloven dat Hij aan het begin staat van alles dat leeft, dat Hij alles geschapen heeft. Zonder uitzondering, toch? De apostel Paulus vergelijkt de kerkelijke gemeente met een lichaam waarin iedereen zijn eigen plek inneemt. De een mag het hoofd zijn, de ander de voet – maar we vormen een eenheid. ‘Een lichaam is een eenheid die uit vele delen bestaat; ondanks hun veelheid vormen al die delen samen één lichaam’ (1 Kor. 12:12).

Met dieren is dat niet anders. Hij heeft ons allemaal gemaakt. ‘Hoe groot zijn Uw werken, Heere, U hebt alles met wijsheid gemaakt, de aarde is vol van uw rijkdommen’ (Ps. 104:24). Daar twijfelen we toch niet aan?

Veel mensen voelen de eenheid en verwantschap met de schepping van nature. Ondanks de verschillen in uiterlijk en innerlijk. Kunnen we een puppy, die ons met grote ogen aankijkt, negeren? Of krijgt hij toch een aai? Begrijpen we een kuikentje dat al tjilpend om zijn moeder roept?

Begrip impliceert actie. Maar wat voor een actie? Negeren we de eenheid met de schepping omdat we het zo gewend zijn? Of worden en zijn we ook hierin christen?